Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Inleiding

Jaarlijks zijn tussen de 100.000 en 200.000 kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Naar schatting is 45% van de Nederlandse bevolking zelf ooit slachtoffer geworden van huiselijk geweld. Kindermishandeling en huiselijk geweld zijn vaak met elkaar verbonden. Als er sprake is van huiselijk geweld zijn kinderen daar veelal de dupe van.

De meldcode is een praktisch stappenplan, waarin in vijf stappen beschreven wordt hoe te handelen bij signalen. Een meldcode schept duidelijkheid over de te zetten stappen en kan daarmee een organisatie ondersteunen. Men kan nu ook iets doen met een ‘niet pluis gevoel’. Deze ondersteuning levert, zo mag worden verwacht, een bijdrage aan een effectieve aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld.

Enkele kanttekeningen vooraf:

  • De meldcode is slechts een onderdeel van de gehele aanpak. Geen enkele code of instrument kan alle geweld voorkomen. Uiteindelijk maakt niet de code, maar de beroepskracht het verschil.
  • De meldcode moet gezien worden als een protocol, en mag niet verward worden met een meldplicht. Betrokken hulpverleners kunnen uiteindelijk zelf afwegen of ze zelf hulp gaat bieden of gaan melden.
  • Als door de signalen een vermoeden ontstaat van een ernstig misdrijf is het verstandig om de te zetten stappen, al dan niet via Veilig Thuis, af te stemmen met de interventies van de politie. Gesprekken met slachtoffer en getuige kunnen het leveren van bewijs in de strafzaak namelijk belemmeren.
  • Bij vermoedens van (dreigende) vrouwelijke genitale verminking of eer gerelateerd geweld zal doorgaans een beroep moeten worden gedaan op specifieke expertise.
  • Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, meld de signalen dan bij de klachtencommissie/directie.  In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing.
  • De cliënt kan het slachtoffer zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld, maar kan ook als vermoedelijk pleger of getuige bij de kindermishandeling of het huiselijk geweld betrokken zijn.

De stappen gaan in op het proces vanaf het moment dat er signalen zijn. Het signaleren zelf is onderdeel van de beroepshouding van DJIM’sz en zo bezien dus geen stap in het stappenplan.
De stappen die worden beschreven zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Maar deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat DJIM’sz op enig moment in het proces alle stappen heeft doorlopen, voordat DJIM’sz besluit een melding te doen. Zo zal het soms voor de hand liggen om meteen met de cliënt in gesprek te gaan over bepaalde signalen. In andere gevallen zal DJIM’sz eerst overleg willen plegen met een collega uit de zorg en met Veilig Thuis. Ook zullen stappen soms twee of drie keer worden gezet.

Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

 

Stap 1: In kaart brengen van signalen

DJIM’sz  heeft een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het vermoeden ontstaat omdat er bepaalde zaken opvallen, zoals gedragsveranderingen of uitspraken van een (relatie van) cliënt. Het is dan verstandig om te observeren en alle relevante gegevens vast te leggen in het dossier van de cliënt. DJIM’sz  brengt zowel de signalen die het vermoeden bevestigen, als de signalen die het vermoeden ontkrachten in kaart. DJIM’sz legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.

Als DJIM’sz zelf geen contact heeft met de kinderen, dan kan hij/zij toch signalen vastleggen over de situatie waarin deze kinderen zich mogelijkerwijs bevinden, als de toestand in het gezin daar aanleiding toe geeft.

DJIM’sz beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Als er ook hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, moet uitdrukkelijk vermeld worden dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. DJIM’sz  maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. DJIM’sz  vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.

DJIM’sz verzamelt alle signalen waardoor hij/zij duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn. 

 

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis

DJIM’sz overlegt altijd met een deskundige collega alvorens hij/zij verder handelt. Hij/zij vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. Consultatie is mogelijk met de volgende collega’s: een collega uit dezelfde functiegroep. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met de buitenbegeleider(s). Soms is het mogelijk de cliënt te bespreken in een multidisciplinair overleg (MDO). Welke mogelijkheden er qua consultatie zijn, is afhankelijk van de expertise en functies binnen de locatie en de gemeente.

Bij iedere stap van de meldcode geldt dat er altijd contact op kan worden genomen met Veilig Thuis. Hier is veel kennis aanwezig over mogelijke signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij het vragen van advies zet Veilig Thuis zelf geen stappen in de richting van de cliënt of die van anderen. Het advies is dus uitsluitend gericht tot de adviesvrager. Adviesgesprekken vinden plaats op basis van anonieme cliëntgegevens. Voor een adviesgesprek behoeft DJIM’sz zijn/haar beroepsgeheim dus niet te verbreken. (nb. bij een melding  moeten cliëntgegevens worden verstrekt omdat Veilig Thuis anders geen acties in gang kan zetten naar aanleiding van de melding. Dit komt aan de orde bij stap 5).

Om een cliënt ‘open’ (niet anoniem) te bespreken met externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de cliënt vereist. Deze toestemming is binnen DJIM’sz vastgelegd op een getekend toestemmingsformulier. Het verdient de voorkeur om in dit stadium de cliënt al te betrekken, des te groter de kans dat hij/zij gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden.

Noodsituaties
Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld, dat het kind of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, dient DJIM’sz meteen advies te vragen aan Veilig Thuis. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kan in hetzelfde gesprek een melding worden gedaan zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet.

In noodsituaties kan DJIM’sz ook contact zoeken met de crisisdienst van het
Bureau Jeugdzorg en/of de politie. In levensbedreigende situaties altijd onmiddellijk de politie inschakelen middels 112.

 

Stap 3: Gesprek met de cliënt

De derde stap is het bespreken van de signalen met de cliënt. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door het gesprek aan te gaan met de cliënt, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden.

Ook hier geldt: heeft DJIM’sz ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, dan kan een deskundige collega en/of Veilig Thuis worden geraadpleegd.

DJIM’sz bereidt het gesprek voor en stelt zich hierbij de volgende vragen:

  • Wat is een goede veilige plek/ tijd om af te spreken?
  • Wat zijn de risico’s? (voor jezelf en cliënt(en))
  • Waar ga je zitten in de kamer waar je afgesproken hebt?
  • Hoe reageer je als men boos wordt?

In het gesprek met de cliënt gaat het er om dat DJIM’sz :

  • het doel van het gesprek uitlegt;
  • de signalen, dit wil zeggen de feiten die hij heeft vastgesteld en de waarnemingen die hij heeft gedaan, bespreekt;
  • de cliënt uitnodigt om daarop te reageren;
  • na deze reactie tot een interpretatie komt van wat hij heeft gezien en gehoord en wat hem in reactie daarop is verteld.
  • Vanzelfsprekend legt DJIM’sz  het gesprek vast.


Nodig de cliënt expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening. Herkent de cliënt de situatie? Andere aandachtspunten voor het gesprek met de cliënt:

  • kom snel ter zake
  • deel waarnemingen (feiten!) en zorgen (oprechte interesse)
  • benoem wat je ziet en vraag door
  • doorvragen op beleving (Hoe is dit voor jou? Hoe wil je dat het over twee jaar is?)
  • heb een open/ respectvolle/ begripvolle houding
  • kies geen partij/ vel geen oordeel
  • rekening houden met gevoel/ gedrag
  • onschuldigen (kinderen)
  • pas op met beloftes (doe niets achter de rug om)
  • blijf werken aan een vertrouwensrelatie
  • rond zorgvuldig af (welke veiligheidsafspraken maak je?)

Indien de cliënt de zorgen herkent kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld. Het doen van een melding bij Veilig Thuis zonder dat de signalen zijn besproken met de betrokkene, is mogelijk onder bepaalde omstandigheden.

Bij het vragen van advies aan Veilig Thuis geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.

 

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling

De vierde stap vraagt van DJIM’sz dat hij het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling inschat, evenals de aard en de ernst van dit geweld. Dit doet DJIM’sz op basis van de signalen, het ingewonnen advies en het gesprek met de cliënt.

Afwegen doe je op basis van een risicotaxatie:

1.  Acute dreiging

Veiligheid: Is er een acute dreiging waarbij de veiligheid van het slachtoffer niet gegarandeerd kan worden?

2.  Veiligheid in het geding?

Hoe gewelddadig is het? Moet het geweld direct stoppen?

3.  Ernst van de gevolgen?

Duur van de situatie. Hoe lang speelt dit al? ernst van de gevolgen.

4.  Isolement.

Isolement. Kan de situatie m.b.v. direct betrokkenen worden doorbroken?

5.  Inschatting verdere hulpverlening

Inschatting start verdere hulpverlening. Welke hulpverlening kan relatief eenvoudig worden ingezet, zijn er indicaties dat de betrokkene(n) er voor open staan?

Ook hier geldt: vraag waar nodig advies bij Veilig Thuis.

 

Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden

Na de weging van stap 4 komt DJIM’sz , zo nodig ondersteund door deskundigen, tot een besluit: zelf hulp bieden of organiseren of een melding doen.

5a) Zelf hulp bieden of organiseren en effecten volgen
DJIM’sz beoordeelt of hij zelf, gelet op zijn competenties, zijn verantwoordelijkheden en zijn professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren.

Zo niet, dient DJIM’sz  de noodzakelijke hulp te organiseren door betrokkene(n) door te verwijzen naar passende hulp. DJIM’sz dient te monitoren of de cliënt de hulp krijgt.

Als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint, dan zal DJIM’sz alsnog de melding doen bij Veilig Thuis.

5b) Melden en bespreken met de cliënt
Meent DJIM’sz dat hij met zijn organisatie of praktijk niet in staat is om de cliënt voldoende te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling, dan informeert DJIM’sz Veilig Thuis hierover. In overleg met DJIM’sz  gaat Veilig Thuis de signalen onderzoeken en kan men acties in gang zetten  die de cliënt en zijn gezinsleden voldoende beschermen.

DJIM’sz:

  • meldt het vermoeden bij Veilig Thuis;
  • sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geeft duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is;
  • overlegt bij de melding met Veilig Thuis wat DJIM’sz na de melding, binnen de grenzen van zijn gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kan doen om de cliënt en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.

Bespreek de melding vooraf met de cliënt(en). Een melding kan met een kind besproken worden wanneer het 12 jaar of ouder is.  

DJIM’sz : 

  1. Legt uit waarom DJIM’sz van plan is een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is.
  2. Vraagt de cliënt uitdrukkelijk om een reactie.
  3. Overlegt, in geval van bezwaren van de cliënt, op welke wijze DJIM’sz  tegemoet kan komen aan deze bezwaren en legt dit in het document vast.
  4. Is dat niet mogelijk, weegt DJIM’sz de bezwaren af tegen de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. DJIM’sz betrekt in de afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen.
  5. DJIM’sz doet een melding indien naar zijn/haar oordeel de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de doorslag moet geven.

Van contacten met de cliënt over de melding kan DJIM’sz  afzien onder bepaalde omstandigheden. Het is van belang te monitoren of de cliënt hulp krijgt. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met Veilig Thuis en eventueel opnieuw een melding te doen. Veilig Thuis adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien u onvoldoende verbetering of verslechtering ziet.

Wat gebeurt er na een melding?

Veilig Thuis gaat na een melding onderzoek doen naar de signalen. Dit wil zeggen dat DJIM’sz  in gesprek gaat met de cliënt en professionals die met de cliënt te maken hebben. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besluit men wat er moet gebeuren. Vaak zal vrijwillige hulp in gang worden gezet, maar Veilig Thuis kan ook beslissen om een melding te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en/of om aangifte van mishandeling te doen bij de politie. Veilig Thuis zal na een melding contact zoeken met de cliënt om te beoordelen welke hulp noodzakelijk is, om vervolgens deze hulp voor het slachtoffer en de pleger (in het kader van Wet tijdelijk huisverbod) te organiseren en hen daarvoor zo nodig te motiveren.

Veilig Thuis houden melders op de hoogte van de uitkosten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet.

Bekendmaken van de identiteit van de melder

Artikel 55 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg geeft als hoofdregel dat de identiteit van de melder door Veilig Thuis aan de cliënt bekend wordt gemaakt.

Een melder kan anoniem blijven als de melding:

  1. een bedreiging kan vormen voor de jeugdige(n) of voor de beroepskracht of zijn medewerkers; of
  2. de vertrouwensrelatie zou kunnen verstoren tussen de beroepskracht en de cliënt of zijn gezin.

Veilig Thuis kent (nog) geen specifieke regeling op dit punt. In het algemeen kan worden gezegd dat ook hier openheid over meldingen de hoofdregel is en dat, bij wijze van uitzondering, met name op grond van overwegingen in verband met de veiligheid , de identiteit van de melder voor de betrokkenen kan worden afgeschermd.

Belangrijke telefoonnummers en websites

Organisatie: Politie (bij noodsituaties)

Alarmnummer: 112

Organisatie: Politie (voor alles wat ‘zonder zwaailicht’ kan en voor informatie en advies)

Algemeen nummer: 0900 8844

Organisatie: Veilig Thuis

Telefoonnummer: 0800-2000

Website voor meer informatie: www.vooreenveiligthuis.nl

Meer informatie via de websites:

www.meldcode.nl

www.informatiehuiselijkgeweld.nl

www.vooreenveiligthuis.nl

www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)